Apparaten koppelen
Selecteer >
Instellingen
>
Connect.
>
Bluetooth
.
Open het tabblad voor gekoppelde
apparaten.
Bepaal voordat u gaat koppelen uw eigen
toegangscode (1-16 cijfers) en vraag de
gebruiker van het andere apparaat om
dezelfde code te gebruiken. Apparaten
zonder gebruikersinterface hebben een
vaste toegangscode. U hebt de
toegangscode alleen nodig als u de
apparaten voor het eerst met elkaar
verbindt. Na het koppelen kan de
verbinding worden goedgekeurd. U kunt
sneller en eenvoudiger verbinding maken
door het koppelen en het goedkeuren van
de verbinding, aangezien u de verbinding
tussen gekoppelde apparaten dan niet
steeds opnieuw hoeft te accepteren.
De toegangscode voor SIM-toegang op
afstand moet uit 16 cijfers bestaan.
In de externe SIM-modus kunt u de SIM-
kaart van uw apparaat gebruiken met
compatibele accessoires.
Als het draadloze apparaat in de externe
SIM-modus staat, kunt u alleen
gesprekken voeren of ontvangen via
compatibele en aangesloten toebehoren,
zoals een carkit.
U kunt in deze modus geen nummers
kiezen met uw draadloze apparaat,
behalve de alarmnummers die in het
apparaat zijn geprogrammeerd.
Als u wilt bellen, moet u eerst de externe
SIM-modus verlaten. Als het apparaat is
vergrendeld, moet u eerst de
beveiligingscode invoeren om deze te
ontgrendelen.
1 Selecteer
Opties
>
Nw gekoppeld
apparaat
. Op het apparaat wordt
gezocht naar Bluetooth-apparaten
binnen het bereik. Als u eerder
gegevens via Bluetooth hebt
verzonden, wordt een lijst met de
vorige zoekresultaten weergegeven.
Als u naar meer Bluetooth-apparaten
wilt zoeken, selecteert u
Meer
apparaten
.
2 Selecteer het apparaat dat u wilt
koppelen en voer de toegangscode in.
Dezelfde code moet ook op het andere
apparaat worden opgegeven.
48 Connectiviteit
© 2010-2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
3 Als u automatisch een verbinding wilt
maken tussen uw apparaat en een
ander apparaat, selecteert u
Ja
. Als u
de verbinding handmatig wilt
bevestigen, telkens als er een
verbinding wordt gemaakt, selecteert
u
Nee
. Na de koppeling wordt het
apparaat opgeslagen op de pagina
met gekoppelde apparaten.
Selecteer
Opties
>
Korte naam
toewijzen
als u het gekoppelde apparaat
een nickname wilt geven. De nickname
wordt in uw apparaat weergegeven.
Als u een koppeling wilt verwijderen,
selecteert u het apparaat waarvoor u de
koppeling wilt verwijderen en
Opties
>
Verwijderen
. Als u alle koppelingen wilt
verwijderen, selecteert u
Opties
>
Alle
verwijderen
. Als u momenteel
verbonden bent met een apparaat en de
koppeling met dat apparaat stopt, wordt
de koppeling direct verwijderd en is de
verbinding verbroken.
Als u wilt toestaan dat een gekoppeld
apparaat automatisch verbinding maakt
met uw apparaat, selecteert u
Geautoriseerd
. Verbindingen tussen uw
apparaat en het andere apparaat kunnen
zonder uw medeweten tot stand worden
gebracht. Er is geen afzonderlijke
acceptatie of autorisatie vereist. Gebruik
deze status alleen voor uw eigen
apparaten, zoals een compatibele
hoofdtelefoon of computer, of apparaten
van mensen die u volledig vertrouwt. Als
u verbindingsverzoeken vanuit het
andere apparaat elke keer opnieuw wilt
accepteren, selecteert u
Niet
geautoriseerd
.
Als u een Bluetooth-audioaccessoire wilt
gebruiken, bijvoorbeeld een Bluetooth-
handsfree of -hoofdtelefoon, moet u het
apparaat aan het accessoire koppelen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van
het accessoire voor de toegangscode en
verdere instructies. Zet het
audioaccessoire aan om het te verbinden.
Bij bepaalde audioaccessoires wordt
automatisch verbinding gemaakt met het
apparaat. Anders opent u het tabblad voor
gekoppelde apparaten, selecteert u het
accessoire en kiest u vervolgens
Opties
>
Verb. met audioapparaat
.