Nokia C5 00 - Apparaten koppelen

background image

Apparaten koppelen

Selecteer >

Instellingen

>

Connect.

>

Bluetooth

.

Open het tabblad voor gekoppelde

apparaten.
Bepaal voordat u gaat koppelen uw eigen

toegangscode (1-16 cijfers) en vraag de

gebruiker van het andere apparaat om

dezelfde code te gebruiken. Apparaten

zonder gebruikersinterface hebben een

vaste toegangscode. U hebt de

toegangscode alleen nodig als u de

apparaten voor het eerst met elkaar

verbindt. Na het koppelen kan de

verbinding worden goedgekeurd. U kunt

sneller en eenvoudiger verbinding maken

door het koppelen en het goedkeuren van

de verbinding, aangezien u de verbinding

tussen gekoppelde apparaten dan niet

steeds opnieuw hoeft te accepteren.
De toegangscode voor SIM-toegang op

afstand moet uit 16 cijfers bestaan.
In de externe SIM-modus kunt u de SIM-

kaart van uw apparaat gebruiken met

compatibele accessoires.
Als het draadloze apparaat in de externe

SIM-modus staat, kunt u alleen

gesprekken voeren of ontvangen via

compatibele en aangesloten toebehoren,

zoals een carkit.
U kunt in deze modus geen nummers

kiezen met uw draadloze apparaat,

behalve de alarmnummers die in het

apparaat zijn geprogrammeerd.
Als u wilt bellen, moet u eerst de externe

SIM-modus verlaten. Als het apparaat is

vergrendeld, moet u eerst de

beveiligingscode invoeren om deze te

ontgrendelen.
1 Selecteer

Opties

>

Nw gekoppeld

apparaat

. Op het apparaat wordt

gezocht naar Bluetooth-apparaten

binnen het bereik. Als u eerder

gegevens via Bluetooth hebt

verzonden, wordt een lijst met de

vorige zoekresultaten weergegeven.

Als u naar meer Bluetooth-apparaten

wilt zoeken, selecteert u

Meer

apparaten

.

2 Selecteer het apparaat dat u wilt

koppelen en voer de toegangscode in.

Dezelfde code moet ook op het andere

apparaat worden opgegeven.

48 Connectiviteit

© 2010-2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.

background image

3 Als u automatisch een verbinding wilt

maken tussen uw apparaat en een

ander apparaat, selecteert u

Ja

. Als u

de verbinding handmatig wilt

bevestigen, telkens als er een

verbinding wordt gemaakt, selecteert

u

Nee

. Na de koppeling wordt het

apparaat opgeslagen op de pagina

met gekoppelde apparaten.

Selecteer

Opties

>

Korte naam

toewijzen

als u het gekoppelde apparaat

een nickname wilt geven. De nickname

wordt in uw apparaat weergegeven.

Als u een koppeling wilt verwijderen,

selecteert u het apparaat waarvoor u de

koppeling wilt verwijderen en

Opties

>

Verwijderen

. Als u alle koppelingen wilt

verwijderen, selecteert u

Opties

>

Alle

verwijderen

. Als u momenteel

verbonden bent met een apparaat en de

koppeling met dat apparaat stopt, wordt

de koppeling direct verwijderd en is de

verbinding verbroken.

Als u wilt toestaan dat een gekoppeld

apparaat automatisch verbinding maakt

met uw apparaat, selecteert u

Geautoriseerd

. Verbindingen tussen uw

apparaat en het andere apparaat kunnen

zonder uw medeweten tot stand worden

gebracht. Er is geen afzonderlijke

acceptatie of autorisatie vereist. Gebruik

deze status alleen voor uw eigen

apparaten, zoals een compatibele

hoofdtelefoon of computer, of apparaten

van mensen die u volledig vertrouwt. Als

u verbindingsverzoeken vanuit het

andere apparaat elke keer opnieuw wilt

accepteren, selecteert u

Niet

geautoriseerd

.

Als u een Bluetooth-audioaccessoire wilt

gebruiken, bijvoorbeeld een Bluetooth-

handsfree of -hoofdtelefoon, moet u het

apparaat aan het accessoire koppelen.

Raadpleeg de gebruikershandleiding van

het accessoire voor de toegangscode en

verdere instructies. Zet het

audioaccessoire aan om het te verbinden.

Bij bepaalde audioaccessoires wordt

automatisch verbinding gemaakt met het

apparaat. Anders opent u het tabblad voor

gekoppelde apparaten, selecteert u het

accessoire en kiest u vervolgens

Opties

>

Verb. met audioapparaat

.